Tasmaanse dwergkangoeroe | ![]() |
De Tasmaanse dwergkangoeroe Bettongia gaimardi (Desmarest, 1822) kwam vroeger ook voor in het zuidoosten van Australië, maar is in de loop van de 20ste eeuw uitgestorven. De ondersoort van Tasmanië weet zich goed te handhaven op dit eiland, waar geen vossen voorkomen, en waar de konijnen veel minder talrijk zijn dan op het vasteland.
Tasmaanse dwergkangeroe
Continue voortplanting
De Tasmaanse dwergkangoeroe is ongeveer even groot als een konijn. De dieren zijn vooral 's nachts actief en voeden zich met ondergrondse schimmels, zaden en wortels. Als nest graven ze een ondiepe kuil, die met gras en stukjes bast wordt bekleed. Het nestmateriaal dragen ze met de grijpstaart. Er is geen bepaald voortplantingsseizoen. Twee of drie keer per jaar wordt een jong geboren, dat na 105 dagen de buidel verlaat. Vrijwel direct wordt zijn plaats door het volgende jong ingenomen.
Tasmaanse dwergkangeroe
Verschillende oorzaken voor uitsterven
Behalve vossen die op dwergkangoeroes jaagden, en konijnen die de graslanden kaal vraten, hebben landbouw en veeteelt bijgedragen tot het verdwijnen van deze soort. Op Tasmanië leeft deze dwergkangoeroe ook in droge, open bossen.
Museumcollectie
Het Nationaal Natuurhistorisch Museum bezit zes opgezette Tasmaanse dwergkangoeroes. Twee mannetjes en een vrouwtje behoren tot de uitgestorven ondersoort van het vasteland, Bettongia gaimardi gaimardi. Eén van de mannetjes is in 1844 gekocht van de handelaar G.A. Frank. De herkomst van de andere twee exemplaren is niet bekend.